Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

CONTROLE VERSUS CONTACT 

Hoe vind je de balans?

In een rumoerig klaslokaal waarin iedere leerling je aandacht verdient, is het soms moeilijk kiezen: hoe ga je om met de vervelende situatie die dat ene kind veroorzaakt? Bekende routes zijn straffen of negeren, maar als docent kun je ook de verbinding met het kind zoeken. Een bepalend besluit, dat je vaak in een split second neemt.

Fotografie: Shody Careman

Tekst: Desi Overbosch

Terwijl de route van de verbinding vaak de meest waardevolle is, hechten docenten ook veel waarde aan (het opvolgen van) regels in de klas. Dat maakt het tot een lastige spagaat waar veel docenten regelmatig mee te maken hebben, herkent ook Douwe Brouwer, schoolleider van het OVMZ. Op een winderige vrijdagmiddag in maart gaan we met hem in gesprek: hoe kijkt hij hier tegenaan?

Gezag

“Als docent ben je de vertegenwoordiger van gezag. Niet van macht, maar van gezag. Maar daar zit ook een paradox in, want alles wat jij de kinderen in je klas oplegt, start vanuit macht. De kunst voor de docent als pedagoog is om dat om te vormen naar gezag; dat kinderen zich veilig voelen om jou te volgen - en dat jij op jouw beurt die kinderen af en toe ook volgt.” Die omgangsvorm zal nooit spanningsvrij zijn, erkent Brouwer. Je bent tenslotte samen onderweg naar een gezamenlijk doel, terwijl de rollen van docent en leerling niet hetzelfde zijn.


Regels

Om die spanning in goede banen te kunnen leiden, kunnen we niet zonder regels. Dat is een gegeven. Als je bijvoorbeeld niet vastlegt hoe laat lessen beginnen, wordt het een zooitje. De behoefte aan meer regels groeit echter wel, merkt Brouwer op, om verschillende redenen. “In de eerste plaats komt het door de opleiding van docenten. Die begint meteen met de escalatieladder, met orde houden en het bewegen tussen negeren en straffen. Daar zit (ook) een maatschappelijke factor in, want de overheid stuurt heel strak op regels - denk bijvoorbeeld aan examens. Daarnaast zie je ook van buiten de school een voortdurende reflex om regels te hanteren en mensen strak te houden. De maatschappij is in zijn geheel tenslotte niet per se gebaseerd op vertrouwen, maar op regels en controle. Dat zit door het hele leven verweven. Het is niet gek dat je als docent het beeld hebt dat je via regels, voorschriften en handhaving een minimaatschappij in stand houdt in de klas.”

“Het is niet gek dat je als docent het beeld hebt dat
je via regels, voorschriften
en handhaving een minimaatschappij in stand houdt in de klas”

Interne reflex

Daarnaast speelt het ‘neoliberalistische denken’ een rol, denkt Douwe. De druk vanuit de maatschappij (en ouders in het bijzonder) om kinderen naar de eindstreep te brengen, neemt toe. Lukt dat niet? Dan heb je dus gefaald, als docent. 

Het toepassen van de regels - en dus de keuze om te negeren of te straffen - is bovendien een interne reflex, volgens Brouwer. “Je bent opgeleid tot docent en hebt een heleboel geprobeerd. Je hebt straffen uitgedeeld, kinderen uit de klas gezet, noem maar op, maar toch verandert het gedrag niet. Je denkt dan snel dat er juist méér regels en straffen moeten komen. Deze gedachtegang komt voort uit onmacht, omdat je steeds weer in een situatie komt waarin je het als docent niet meer weet en het ook niet meer kán weten. Door alles dicht te timmeren met regels en orde, creëer je voor jezelf het gevoel van controle.” Volgens Brouwer is dat echter ‘schijncontrole’, omdat je simpelweg nooit weet hoe een kind of een klas zal reageren.

Werken in het onderwijs en met kinderen betekent per definitie dat je jezelf onderdompelt in een wereld vol onvoorspelbaar gedrag. Situaties waarin direct handelen vereist is, waardoor je - aldus de schoolleider - ook logischerwijs terugvalt op de reflex die je hebt aangeleerd en om je heen ziet. “Toch zien we docenten die minder in verlegenheid worden gebracht, omdat ze gebruikmaken van de verbinding die ze met hun leerlingen hebben”, zegt Brouwer. “Ik zie docenten vijf keer per dag een les starten en vijf keer moeite hebben met het wegstoppen van de telefoons, terwijl anderen daar veel makkelijker resultaat mee boeken.” 

Verbinding

In de praktijk blijkt dat niet iedereen enthousiast wordt van deze verbinding met de leerlingen. Sommige docenten vinden dat je juist je grenzen moet aangeven bij de leerlingen en dat, wanneer je de verbinding met een kind aangaat, deze grenzen verdwijnen. Douwe kijkt hier anders tegenaan: “Ik ben ervan overtuigd dat de gestelde grenzen niet verdwijnen, je verwoordt jezelf alleen op een andere manier. In plaats van te zeggen: ‘je mag dit niet meer doen’, zeg je nu: ‘je gaat mijn grens over’. Door op deze manier te communiceren, handel je vanuit je eigen emoties en opvattingen.” Douwe refereert aan een gedachtegang van filosoof Welmoed Vlieger die ooit zei dat je door enkel het naleven van voorschriften geen contact maakt met anderen. “Als je door machtsvertoon gedwongen wordt om te doen wat er tegen je gezegd wordt, laat je je niet van binnenuit inspireren en vormen. Het is belangrijk om dingen te doen vanuit je gevoel.” 

Investering in de toekomst

Zo’n verbinding met een kind aangaan kost veel tijd, maar is ook een investering in de toekomst. “De meeste docenten hebben behoefte aan een verbinding met hun leerlingen, anders hadden ze niet voor dit vak gekozen. Natuurlijk mag je dan weleens een straf uitdelen, maar de intentie moet altijd zijn om het kind er beter uit te laten komen. Een kind heeft jou namelijk ook nodig als opvoeder. Wanneer je enkel docent bent geworden om kennis van het ene hoofd naar het andere hoofd te verplaatsen, dan heb je het verkeerde beroep gekozen.” 

Niet alleen docenten hebben deze behoefte volgens Brouwer. Waar docenten graag een band krijgen met hun leerlingen, willen veel leerlingen dit ook. “Wanneer die connectie er eenmaal is, leren ze vanzelf wat goed en fout is. Werk samen met de kinderen en verander ‘ik ga jou iets leren’ in ‘we gaan samen kijken hoe we dit kunnen bereiken’. Pas dan zullen de kinderen bereid zijn om je te volgen en naast je te blijven staan, ook wanneer het niet lukt,” denkt Brouwer. “Dan leren we pas echt van elkaar!” 

Tekst: Desi Overbosch

Fotografie: Shody Careman

Hoe vind je de balans?

CONTROLE VERSUS CONTACT 

In een rumoerig klaslokaal waarin iedere leerling je aandacht verdient, is het soms moeilijk kiezen: hoe ga je om met de vervelende situatie die dat ene kind veroorzaakt? Bekende routes zijn straffen of negeren, maar als docent kun je ook de verbinding met het kind zoeken. Een bepalend besluit, dat je vaak in een split second neemt.

Terwijl de route van de verbinding vaak de meest waardevolle is, hechten docenten ook veel waarde aan (het opvolgen van) regels in de klas. Dat maakt het tot een lastige spagaat waar veel docenten regelmatig mee te maken hebben, herkent ook Douwe Brouwer, schoolleider van het OVMZ. Op een winderige vrijdagmiddag in maart gaan we met hem in gesprek: hoe kijkt hij hier tegenaan?

Gezag

“Als docent ben je de vertegenwoordiger van gezag. Niet van macht, maar van gezag. Maar daar zit ook een paradox in, want alles wat jij de kinderen in je klas oplegt, start vanuit macht. De kunst voor de docent als pedagoog is om dat om te vormen naar gezag; dat kinderen zich veilig voelen om jou te volgen - en dat jij op jouw beurt die kinderen af en toe ook volgt.” Die omgangsvorm zal nooit spanningsvrij zijn, erkent Brouwer. Je bent tenslotte samen onderweg naar een gezamenlijk doel, terwijl de rollen van docent en leerling niet hetzelfde zijn.


Regels

Om die spanning in goede banen te kunnen leiden, kunnen we niet zonder regels. Dat is een gegeven. Als je bijvoorbeeld niet vastlegt hoe laat lessen beginnen, wordt het een zooitje. De behoefte aan meer regels groeit echter wel, merkt Brouwer op, om verschillende redenen. “In de eerste plaats komt het door de opleiding van docenten. Die begint meteen met de escalatieladder, met orde houden en het bewegen tussen negeren en straffen. Daar zit (ook) een maatschappelijke factor in, want de overheid stuurt heel strak op regels - denk bijvoorbeeld aan examens. Daarnaast zie je ook van buiten de school een voortdurende reflex om regels te hanteren en mensen strak te houden. De maatschappij is in zijn geheel tenslotte niet per se gebaseerd op vertrouwen, maar op regels en controle. Dat zit door het hele leven verweven. Het is niet gek dat je als docent het beeld hebt dat je via regels, voorschriften en handhaving een minimaatschappij in stand houdt in de klas.”

“Het is niet gek dat je als docent het beeld hebt dat je via regels, voorschriften en handhaving een minimaatschappij in stand houdt in de klas”

Interne reflex

Daarnaast speelt het ‘neo-liberalistische denken’ een rol, denkt Douwe. De druk vanuit de maat-schappij (en ouders in het bijzonder) om kinderen naar de eindstreep te brengen, neemt toe. Lukt dat niet? Dan heb je dus gefaald, als docent. 

Het toepassen van de regels - en

dus de keuze om te negeren of te straffen - is bovendien een interne reflex, volgens Brouwer. “Je bent opgeleid tot docent en hebt een heleboel geprobeerd. Je hebt straffen uitgedeeld, kinderen uit de klas gezet, noem maar op, maar toch verandert het gedrag niet. Je denkt dan snel dat er juist méér regels en straffen moeten komen. Deze gedachtegang komt voort uit onmacht, omdat je steeds weer in een situatie komt waarin je het als docent niet meer weet en het ook niet meer kán weten. Door alles dicht te timmeren met regels en orde, creëer je voor jezelf het gevoel van controle.” Volgens Brouwer is dat echter ‘schijn-controle’, omdat je simpelweg nooit weet hoe een kind of een klas zal reageren.

Werken in het onderwijs en met kinderen betekent per definitie dat je jezelf onderdompelt in een wereld vol onvoorspelbaar gedrag. Situaties waarin direct handelen vereist is, waardoor je - aldus de schoolleider - ook logischerwijs terugvalt op de reflex die je hebt aangeleerd en om je heen ziet. “Toch zien we docenten die minder in verlegenheid worden gebracht, omdat ze gebruikmaken

van de verbinding die ze met hun leerlingen hebben”, zegt Brouwer. “Ik zie docenten vijf keer per dag een les starten en vijf keer moeite hebben met het wegstoppen van de telefoons, terwijl anderen daar veel makkelijker resultaat mee boeken.” 

Verbinding

In de praktijk blijkt dat niet iedereen enthousiast wordt van deze verbinding met de leerlingen. Sommige docenten vinden dat je juist je grenzen moet aangeven bij de leerlingen en dat, wanneer je de verbinding met een kind aangaat, deze grenzen verdwijnen. Douwe kijkt hier anders tegenaan: “Ik ben ervan overtuigd dat de gestelde grenzen niet verdwijnen, je verwoordt jezelf alleen op een andere manier. In plaats van te zeggen: ‘je mag dit niet meer doen’, zeg je nu: ‘je gaat mijn grens over’. Door op deze manier te communiceren, handel je vanuit je eigen emoties en opvattingen.” Douwe refereert aan een gedachtegang van filosoof Welmoed Vlieger die ooit zei dat je door enkel het naleven van voorschriften geen contact maakt met anderen. “Als je door machtsvertoon gedwongen wordt om te doen wat er tegen je gezegd wordt, laat je je niet van binnenuit inspireren en vormen. Het is belangrijk om dingen te doen vanuit je gevoel.” 

Investering in de toekomst

Zo’n verbinding met een kind aangaan kost veel tijd, maar is ook een investering in de toekomst. “De meeste docenten hebben behoefte aan een verbinding met hun leerlingen, anders hadden ze niet voor dit vak gekozen. Natuurlijk mag je dan weleens een straf uitdelen, maar de intentie moet altijd zijn om het kind er beter uit te laten komen. Een kind heeft jou namelijk ook nodig als opvoeder. Wanneer je enkel docent bent geworden om kennis van het ene hoofd naar het andere hoofd te verplaatsen, dan heb je het

verkeerde beroep gekozen.” 

Niet alleen docenten hebben deze behoefte volgens Brouwer. Waar docenten graag een band krijgen met hun leerlingen, willen veel leerlingen dit ook. “Wanneer die connectie er eenmaal is, leren ze vanzelf wat goed en fout is. Werk samen met de kinderen en verander ‘ik ga jou iets leren’ in ‘we gaan samen kijken hoe we dit kunnen bereiken’. Pas dan zullen de kinderen bereid zijn om je te volgen en naast je te blijven staan, ook wanneer het niet lukt,” denkt Brouwer. “Dan leren we pas echt van elkaar!”